rommel

Grote schoonmaak

e5e5271beb57d77741f1a50dd1d72d44

Wat een bende, zei ze, toen ik het kastje opende en tussen de rommel op zoek ging naar het plakband waar ze om had gevraagd.

Sorry? ……Oh dat. Tja, een gezin bewaart heel wat in de loop der jaren’, verontschuldigde ik me niet zonder schaamte, want ze had gelijk. Het kastje was volgepropt met van alles en nog wat, computerspullen, printpapier, doosjes met rommeltjes, pennen, boekjes, folders, gereedschap, kindertekeningen, ondefinieerbare rotzooi. Je moest de rommel zelfs tegenhouden als je het deurtje opende, anders viel het eruit.

‘Dat is zeker nog van je ex’ zei ze, wijzend naar een doosje vol nagellakflesjes. ‘Ze had toch alles opgehaald?

Wat? …… Oh dit. Ik denk dat ze het niet meer wilde hebben’.

Waarom gooi je het dan niet weg?’, vroeg ze.

Tot mijn geluk vond ik op dat moment op de tast het plakband. ‘Hebbes’ melde ik triomfantelijk om even niet in te hoeven gaan op haar vraag. Ik deed het kastje snel dicht. ‘Zo alsjeblieft’.

Of kun je er geen afstand van nemen?’ plaagde ze en kuste me verleidelijk.

‘Tuurlijk wel’, antwoordde ik, terwijl ik haar in mijn armen nam en me verborg in haar warmte.

Die middag, ze was nog maar net vertrokken, nam ik het besluit: het is tijd voor een grote schoonmaak. Ze had gelijk. Het kastje was een bende. En niet alleen dát kastje, het barste in het hele huis van dit soort kastjes en plekken waar restanten van het gezinsleven waren verzameld, bewaard en opgestapeld. Speelgoed, prulletjes, oude apparaten, kleding, boeken, tijdschriften, verfspullen, serviesgoed etc. Ik had die stapels wel zien ontstaan en groeien, maar je gooit niet zomaar iets weg. Het zag er vaak nog goed uit. Wie weet kun je het nog eens gebruiken. Dus het blijft liggen. Je weet natuurlijk wel dat je niet alles kunt bewaren, maar je denkt: wegdoen komt later nog wel eens. Dat hebben de andere gezinsleden waarschijnlijk ook gedacht, dus het hoopt zich op. En zolang het achter de deurtjes van die kastjes zit of op plekken waar je weinig komt, valt het ook niet op. Je hebt er toch geen last van. Met als gevolg dat de verzameling van dingen ‘die je niet weggooit ‘ eindeloos doorgroeit en er met de jaren vele kastjes en opbergplekken bijkomen. In die zin, en alleen in die zin,  was mijn scheiding een zegen. In één keer verdween er heel veel ‘rommel’. Mijn ex had onlangs eindelijk haar spullen opgehaald, haar kleding, schoenen, tassen, boeken; dozen vol. Dát gaf lucht én ruimte. Echter per saldo leverde het niet zoveel op. Veel kastjes waren nog steeds vol. De prullaria hadden op de een of andere manier de boedelscheiding overleeft.

Wat is het toch dat mensen alles maar willen bewaren?  Kunnen ze geen afstand van dingen nemen?  Willen ze het verleden in stand houden? Houdt het fatsoen ze tegen? Of weten ze gewoon niet meer waar ze moeten beginnen? Bij mij spelen al die dingen wel een rol. Neem een kindertekening. Die gooi je toch niet zomaar weg. Je hebt deze bewaard omdat je hem bijzonder vond. Dat kind had talent en dat zag je al in de tekening die ze maakte toen ze 5 was. Dus wat moet je? Je legt hem weer terug en denkt vandaag nog even niet. Je wil geen spijt krijgen. Eerst even met de kinderen overleggen, wat er natuurlijk nooit van komt. Die hebben wel wat anders te doen. Zo liggen er op de vliering zeker nog tweehonderd knuffels. Ik heb ze al eens bij elkaar gefotografeerd en de kinderen meegedeeld dat het nu welletjes is met die beestenboel en ze de deur uitgaan, desnoods in de vuilnisbak. Maar ook dat heeft tot niets geleid. ‘Misdadig’ vonden de kinderen het. Dus ze gingen weer terug naar de vliering.

Maar nu ben ik er echt klaar mee. Als je een nieuw leven wil beginnen, moet je het oude loslaten. Aan de andere kant wil ik mijn verleden niet vergeten, want het was mijn leven en het was prachtig inclusief het gedoe. Dus dacht ik, misschien moet je slechts zoveel bewaren dat je het verleden nog nét kunt oproepen als je dat wil. De rest kan dan weg, omdat het niets substantieels meer toevoegt.

Vanuit die grondhouding begon ik te ruimen, de kastjes te legen en de grijze vuilniszakken te vullen. Aanvankelijk duurde dat lang en zette ik veel toch weer terug. Echter opeens kwam er vaart in, begon ik er lol in te krijgen en vulden de zakken zich steeds sneller. Van sommige dingen maakte ik nog wel een foto, dan kon ik er toch nog eens naar kijken. Maar het meeste ging gewoon weg, zonder spijt. Kastje na kastje werd leeggehaald, opbergplek na opbergplek geschoond. De zakken stapelden zich op en de hele handel bracht ik in vele ritten naar het grof vuil. En bij elke vuilniszak die ik in de container wierp, genoot ik. Het werd een bevrijdingsritueel en veel meer dan het opruimen van het huis. Je ruimt je hoofd op en werpt de ballast van het verleden af. Je schoont de tijdlijn van je leven en neemt alleen de waardevolle dingen mee: de dingen die je aan het hart gaan. Dingen die echt bij je horen, die je kracht geven en door de toekomst heen helpen. Ik ben er nog lang niet met het ruimen, maar de koers voelt goed.

En zij. Zij is er heel blij mee, zei ze onlangs. ‘Dan kan ik hier ook wat spulletjes kwijt’.