Eifelsteig

Mijn cocktail tegen verzuring

Schaduw in de ochtendzon (ruïne Burg Ramstein, Kordel, Eifel).

Hoe te leven in een chaotische, onbetrouwbare mensenwereld?

Na zestien dagen gedachteloos observerend wandelen door de dichte bossen en uitgestrekte velden van de Eifel, langs kronkelige beken, wilde stromen, watervalletjes, gevaarlijk steile paden en uitgeholde rotsen kwam ik aan bij de Porta Nigra in Trier vanwaar de wandeltocht naar het klassieke Rome zich in de toekomst zal voortzetten.

Tijdens de tocht kwam ik langs een aantal opmerkelijke plaatsen, o.a. het in de bosrijke heuvels gelegen Vogelsang waar volledig intact het immens grote en massieve donkere gebouwencomplex en opleidingscentrum van de SS en het Nazi leiderschap vóór en in WOII was gesitueerd. De sfeer die het complex nog uitstraalt werkte bij mij al snel als een anti-gif tegen elk geloof in toekomstig heroïsch leiderschap. In een van de gebouwen naast de bekende toren van het complex is tegenwoordig een bezoekerscentrum gevestigd. Ofschoon de wandeldorst groot was op dat moment, raakte ik niet in de stemming om daar nu eens gezellig een biertje te drinken.

Er waren ook dorpen waar ik langs kwam, die tijdens de alles met zich mee sleurende en vernielende watervloed van 2021 drie en een halve meter onder water hadden gestaan. De sporen daarvan zijn in veel van die dorpen nog zichtbaar. De natuur in de Eifel mag dan verbluffend mooi zijn, maar kan ook ongekend wreed zijn. Er zijn vele mensen omgekomen in die genadeloze waterstroom die door de dalen moet hebben geraasd. En toch wordt alles weer opgebouwd en gaat het eenvoudige leven in de Eifel gewoon door; wellicht in het koppige geloof, dat men na de tragedie van 2021 voor de komende 50 jaar van overstromingen gevrijwaard zal zijn.   

Een laatste plek die ik wil benoemen is Kloster Steinfeld. Wellicht kwam het door het mooie weer, de gastvrijheid en het kloosterbier, maar het is nu (ik weet niet waar het in WOII voor diende) qua ligging, qua natuur en architectuur een paradijselijke plek. Terwijl ik in de verlaten kloostertuin een zwarte roodstaart observeerde die op de nok van de kapel zat te zingen, werd ik aangesproken door een oudere non in het zwart.  Ze bleek de ‘Leiterin’ van een groep nonnen in het klooster te zijn. Ze maakte haar avondwandelingetje. “Der Hausrotschwanz”, zei ze tot mijn verbazing en wees naar het vogeltje. Hoezo wereldvreemd? Als een doorgewinterde manager vertelde ze me met bezieling hoe het klooster met alle faciliteiten wordt gerund. Zo’n gesprek verhelderd veel. Het zijn de verhalen van mensen die je tijdens het wandelen ontmoet, die een plek echt tot leven brengen.

Het kan ook andersom. Vaak zijn het de plekken en de daarbij behorende verhalen die mensen eerst echt tot leven brengen. Bijvoorbeeld toen ik in de kamer stond waar Nietzsche, al geestelijk uitgeblust, zijn laatste jaren heeft doorgebracht en gestorven is; of toen ik bij de schrijftafel stond waaraan Schiller enkele jaren voor zijn veel te vroege dood zijn Wilhelm Tell heeft geschreven; of toen ik de woning van Liszt bezocht waar deze zoveel prachtig pianowerk heeft gecomponeerd; en niet te vergeten toen ik aan de grote tafel plaats nam waar Goethe in de middag met, naar horen zeggen, veel wijn zijn gasten ontving. Op die momenten krijgt het imaginaire beeld dat je van deze historische figuren hebt opgebouwd een aardse, meer tastbare dimensie. Dat beeld wordt nog aardser als je je tevens verdiept in hun onvolkomenheden, hun zorgen en vele kwalen. Dan blijken veel van die Olympiërs in feite onzekere gammele zwoegers te zijn geweest, worstelend met de vele banaliteiten van de dagelijkse werkelijkheid. Het is los van hun talent eerder toeval dan rationele planning geweest, dat hun meesterwerken uiteindelijk tot stand zijn gekomen.

Karl Marx kan ik inmiddels aan dit rijtje toevoegen. Aangekomen in Trier bezocht ik zijn geboortehuis, dat omgebouwd is tot museum. En ook hier wordt het immense oeuvre van deze denker in een menselijk-alledaagse context geplaatst, vol dromen en ambities, maar ook vol uitdagingen, ellende en wereldse zorgen. Dat er ooit iets van hem gepubliceerd is, komt met name door zijn vrouw, dochter en stiefzoon; zonder hun geduld was zijn pengekrabbel wellicht nooit ontcijferd. Pronkstuk van de tentoonstelling is een oude Franse feauteuil, zijn leesstoel, waarin hij ook gestorven schijnt te zijn. Ik zag hem zitten.

Tijdens het bezoek realiseerde ik mij meer dan ooit, dat Marx als filosoof ook een kind van de Verlichting is geweest. Hij was er ‘heilig’ van overtuigd, dat ‘Vernunft’ en ‘Bildung’ de mens op een hoger niveau kunnen brengen en uit onvrije levensomstandigheden kunnen bevrijden. Door uitbuiting en onderdrukking door het industrieel-economische systeem van die tijd waren veel mensen echter onvrij en niet in staat hun talenten in vrijheid te ontplooien. Hoe maak je de mensen vrij? was de kernvraag van Marx. Niet door anders te denken, zoals de ‘Idealisten’, o.a. Hegel hadden gedacht, dat werkt niet; maar door de (economische) werkelijkheid te veranderen. Om dat te bereiken moeten de structuren van de wereld echter eerst volledig begrepen worden, want pas dan kan de wereld bewust veranderd worden en kan de mens met succes worden bevrijd. Dat streven, dat hem onvermoeibaar als filosoof en journalist dreef, botste echter met het toenmalige gezag en zou ten koste gaan van een academische carrière. Hij werd gedwongen naar Parijs en later Londen te verhuizen. Daar schreef hij vele kritische analyses van de toenmalige (toegepaste) wetenschap, van de burgerlijke maatschappij en van het kapitalisme, wat uitmondde in o.a. Das Kapitaal (deel 1),  zijn Opus Magnum.

Wat mij bovenal boeit is Marx’s inzicht en overtuiging, dat het Verlichtingsdenken, de ratio, leidend tot de wetenschap en techniek van zijn tijd, niet de beoogde vrijheid voor de mens heeft opgeleverd, maar dat mensen door die rationele verworvenheden eerder een slavenstatus hadden  gekregen in een op economische macht gebaseerde klassenmaatschappij waarin het Verlichtingsdenken alleen nog als verleidend narratief van de heersende klasse een rol leek te spelen. Zo’n opvatting maakt je niet populair bij zittende machthebbers. Natuurlijk was het te verwachten dat Marx’s sociale theorie, als politiek wapen in alle hoeken van de wereld en in vele varianten revolutionaire aanhangers zou krijgen en óók dat bij veel machthebbers van die tijd alle alarmbellen voor Marx’s denkbeelden luid afgingen.

Interessant is in dit kader de relatie tussen Karl Marx en de hedendaagse filosoof Peter Sloterdijk. Uitgangspunt voor Sloterdijks ‘Kritik der Zynischen Vernunft’ (1983) is namelijk óók het Verlichtingsdenken geweest. Het idee, dat het bewustzijn, het denken de werkelijkheid in het voordeel van de te bevrijden mens zou kunnen veranderen, zoals Verlichtingsdenkers en humanisten hadden beloofd, is in de praktijk aantoonbaar een illusie geweest, constateert ook hij. De teleurstelling, het diepe onbehagen en het cynisme van velen, dat daaruit ontstaat, verlangde volgens Sloterdijk een kritische analyse van wat er in de moderne samenleving gaande is en dus een nieuwe Kritik van de ‘Vernunft’ waarin niet slechts de logische kant, maar ook de implicaties ervan in andere domeinen van het leven worden belicht.  

Sloterdijk analyseert kritisch hoe ‘de rede’ niet slechts het voertuig voor waarheid en oprechtheid is gebleven, maar net zo zeer, zo niet meer, de hardwerkende dienaar is van onwaarheid, vergissing en onoprechtheid in het bijzonder verleiding, bedrog en leugen. De wereldse macht heeft het in de praktijk gewonnen van de optimistische Verlichtingsidealen.  De zo hooggeprezen ratio is vooral het instrument geworden om machtsposities te behouden (of in te nemen) door middel van vergaande rationalisering en beheersing van de wereld via instituties, wetten, protocollen en gedragsregels waarmee machthebbers ondersteund door geld, media, propaganda en (zo nodig gewapende) handhavers hun positie koste wat het kost veilig kunnen stellen. Natuurlijk, allemaal voor het goede doel en het behoud van de democratie.

In het offeren van ‘Vernunft’ (en daarmee waarheid) aan wereldse politiek correcte doelen waart half verborgen het cynisme door en in de narcistische cultuur, waarin de bewoners graag in de spiegel kijken, maar alleen dat van zichzelf willen zien, wat hen gelegen ligt en de rest eenvoudig – in zelfbedrog – negeren of ontkennen. Precies daar ligt de bron van het wantrouwen en onbehagen bij veel burgers. Daar ook ligt ook het ontwaken van veel mensen uit de naïeve droom, dat toegepaste wetenschap en technologie de mensheid per definitie ten goede gaan komen. He gevolg is, dat het vertrouwen in politieke bestuurders in de laatste decennia sterk is aangetast; hun verhalen worden niet meer direct geloofd. De mooie woorden, argumenten en data waarmee beleid verdedigd wordt, worden – behalve bij de aanhangers – vaak beleefd als mooie praatjes en drogredenen waarachter hele andere motieven en doelen een rol spelen. Of het nu over het sociaal-economische beleid, over boeren, over migratie, over Oekraïne, over de EU, over Gaza, over de klimaataanpak of over de Taiwan gaat, overal waart het cynisme en leeft het wantrouwen, verliezen woorden hun betekenis en groeit er bij vele mensen halfbewust het onbehagen, het gevoel gemanipuleerd te worden, de onmacht, de boosheid, de desinteresse, het nihilisme, maar ook diep verborgen de zorg over de toekomst van de wereld. Slechts de cynicus kan dat wegwuiven als onderbuik gevoel van een ontevreden populatie of conspiracy aanhangers.  Hoe nu verder?

We kunnen grof gezegd twee polaire standpunten innemen. Of we sluiten ons dociel aan bij het heersende gezag en doen getrouw en loyaal wat de VS, Europa en de overheid ons ten aanzien van de binnenlandse- en buitenland politiek etc. dicteren (ondersteund door de bekende politieke en morele retoriek), of we trekken ons terug in onze bedreigde vrijheid en subjectiviteit, duiken onder in het weinig inspirerende ondergrondse om machteloos, boos en vloekend toe te zien hoe het leven zich in de buitenwereld ontvouwt. Dat is het sinistere dilemma van het leven in een cynische cultuur, waar de mens God dood heeft verklaard en waarheid en rede handige speeltjes geworden zijn in een onbetrouwbare mensenwereld. Hoe valt met dit dilemma te leven?  

Volgens een interview met Sloterdijk in Die Zeit van 20 juni 2024 zijn we als mens hoe dan ook toch “gedoemd tot vertrouwen”, ook al is het wantrouwen nog zo begrijpelijk. Ik denk, dat hij gelijk heeft. We kunnen niet anders, dan in waarheid en goedheid als levensbeginselen blijven geloven, al vreet het cynisme ook aan onze schoenen. Sloterdijks oproep tot ‘Gelassenheit’ en zijn houding van ‘heitere Respektlosigkeit’ bieden, denk ik – naast natuurlijk het wandelen – belangrijke ingrediënten voor een verfrissende cocktail om het uit te houden op het soms zo treurige en bizarre carnaval van het wereldtoneel.  De ‘Gelassenheit’ gaat er in deemoed vanuit, dat we nu eenmaal in een cynische werkelijkheid leven en dat dit niet zal veranderen, wie het ook voor het zeggen heeft of krijgt. ‘Gelassenheit’ is daarmee het ingrediënt in die cocktail die de stress over het cynisme wegneemt en er voor zorgt dat het hoofd koel blijft en de verleiding tot overspannen reacties of beslissingen uitblijft. En de ‘heitere Respectlosigkeit’ zorgt er voor, dat je altijd je subjectiviteit en eigenheid  behoudt, doordat je je door geen enkel (marionetten-)gezag waar ook ter wereld de les laat lezen en niemand wat betreft zijn woorden bij voorbaat serieus neemt. ‘Heitere Respektlosigkeit’, betekent, dat je als mens je vrijheid behoudt, ethisch je eigen geweten kunt blijven volgen, met humor kunt blijven kijken naar alle clowns die deze wereld bevolkt en met een goed humeur in de vaak zo onnozele en sterk gepolariseerde wereld kunt blijven functioneren. Echter ook, dat je ‘het ware, schone en goede’ in de wereld steeds weer kunt ontdekken en je door je neutraliteit en aandacht de ruimte kunt creëren waarin de ontmoeting en dialoog tussen andersdenkenden (ondanks al het cynisme) onverwacht toch weer mogelijk wordt.

Proost dus!