
“Ik neem soms liever
het ruiterpad
mijn voeten weer eens de
route
van de mensheid zat ….”
HEBE, juni 2025
De natuur heeft een eigen kijk op de mensenwereld. Je kunt het voelen als je door de ogen van dieren leert kijken. In mei van dit jaar besloot ik daarom mijn perspectief op de wereld te veranderen door deze een tijdje te bezien vanuit het leven van een trekvogel. Hoe ziet het leven van zo’n vogel er nou feitelijk uit en hoe beleven ze ons? Om wijzer te worden wandelde ik 30 dagen lang door Drenthe, Friesland, Groningen, Schiermonnikoog en Ameland, want als er één plek is op de wereld om de vogeltrek te bestuderen, dan is dat wel rond het unieke gebied van de Nederlandse Waddenzee. Die wadden zijn elk voor- en najaar zowel het wegrestaurant als het rustoord voor miljoenen vogels die daar enige tijd verblijven om bij te komen en aan te sterken en daarna hun reis te vervolgen naar o.a. de broedgebieden in noordelijk Scandinavië en de toendra’s van Siberië. Na enkele maanden vliegen ze dan weer, al dan niet met aanwas, via de Wadden terug naar de overwinterplekken in Zuid Europa of Afrika.
Als je dat wereldomvattende natuurfenomeen aandachtig op je in laat werken, dan rest niets dan respect voor de wijze waarop vogels hun bestaan op aarde hebben vormgegeven. Bewondering is ook op zijn plaats voor hun drukke leven en onvermoeibare inspanningen. Ten eerste de winter doorkomen; opvetten; vertrek naar het noorden, soms duizenden kilometers vliegen; voortplanten met één of twee nesten; weer opvetten en dan de lange terugtocht, met onderweg alle gevaren, risico’s en mogelijke drama’s die men zich maar kan voorstellen; en dat elk jaar weer. Als je vanuit dat besef nu zo’n pittig drieteenstrandlopertje langs de kust ziet rennen, dan plaats je die observatie direct in het brede perspectief van zijn vogelleven, dat loopt van de eerste tot de laatste ademzucht en al het geploeter, gereis, gestress en overleven in de jaren daar tussenin. Dat velen onderweg omkomen en het dierenleed groot is, wordt amper opgemerkt, behalve als je er tijdens zo’n wandeltocht op gaat letten. Het is soms hartverscheurend om te zien, maar het is ook bewonderenswaardig, dat de vogels dit zonder gemekker, berustend en in stilte ondergaan. Daar kun je alleen maar respect voor hebben en van leren.
Anders ligt het bij de mensen. In die wandelmaand heb ik natuurlijk ook op afstand en met een half oog gekeken naar de mensenwereld. Wat merkbaar is, is dat die wereld de laatste tien jaar sterk is veranderd; uiterlijk, maar vooral in innerlijke zin. We leven nu voelbaar onder een andere “hemel” en beleven dat diep van binnen. De naoorlogse droom van positiviteit, opbouw, vrede, ratio en humanisering, waarin mensen decennia lang geleefd hebben, wordt niet meer zo ervaren, zeker niet door jongere generaties. Er tekent zich nu een andere realiteit af, al blijven met name boomers dat vaak nog ontkennen en zich er tegen verzetten. In dit nieuwe realisme is de ‘existentialiteit’ van het bestaan bij velen genadeloos in het bewustzijn en de beleving ingedaald. Waar ‘existentialiteit’ de afgelopen decennia voornamelijk een begrippenkader voor filosofen was, is het momenteel een individueel voelbare dagelijkse realiteit. Heideggers ‘existentialia’: ‘Geworfenheit’, ‘In-der-welt-sein’, ‘Angst’, ‘das Man’, ‘Eigentlichkeit’, ‘Sein-zum-Tode’ en ‘Zeitlichkeit’, zijn nu geen vage filosofische achtergrondbegrippen meer, maar beleefde zijns-ervaringen die de kaders zetten voor hoe het leven door mensen beleefd wordt en hoe naar de toekomst wordt gekeken. Alles lijkt hierdoor opeens aardser, harder, zwaarder, eindiger en minder leuk en makkelijk dan voorheen. Het verontrust en maakt angstig, als een bedrukkende ervaring, waar niet aan te ontkomen valt. Het eens zo lichtvoetige, comfortabele en grenzeloze liberale leven bleek een tijdelijke illusie te zijn. ‘Welcome on earth’, zou je als filosoof kunnen zeggen, maar zo makkelijk ligt het niet, want de existentiële verwarring is groot. De vele sociale- en geopolitieke spanningen in de wereld versterken die verwarring, waarbij het de vraag is of die spanningen de oorzaak van die verwarring zijn, of juist het gevolg ervan. Ikzelf denk het laatste.
Niet wetend wat hen overkomt en bang veel te verliezen, schreeuwt de Europese mens nu om houvast, om duidelijkheid, om grenzen, om leiderschap, om schuldigen, om bewapening (‘tot de tanden toe’), koste wat het kost. In halve paniek wordt alles vastgegrepen wat het gevoel geeft van behoud, veiligheid, van weer ergens bij te horen, van saamhorigheid en identiteit. Opeens zijn de meest zachtaardige mensen fel pro of anti ‘iets’ of het nu om Israël, Ukraine, Rusland, Amerika of Iran gaat, maakt niet uit. En diezelfde mensen willen ook, dat jij meedoet, dat je je mening geeft, duidelijk bent, het met ze eens bent. Ze voelen zich aangetrokken tot de hoopgevende retoriek van hun politieke helden; ze voelen zich bevestigd door de waarheden die elke dag weer door hun digitale krant of favoriete tv zender worden uitgedragen; ze voelen zich geborgen in de saamhorigheid en ideologie van gelijkgezinden; en ze voelen zich door partijgenoten gesterkt in hun opvatting wie tot schuldige, zondebok en aartsvijand moet worden verklaard om daarmee hun politieke doelen te rechtvaardigen. Zacht gezegd, is de mensenwereld er door het nieuwe realiteitsbesef niet bepaald blijmoediger en gezelliger op geworden. Je kunt je dan ook in veel kringen, voor behoud van de goede vrede, maar beter op de vlakte houden over hoe je over dingen denkt en gewoon je eigen wandel-kompas blijven volgen. Wat ik dan ook doe.
Wandelend in de natuur laat ik die gepolitiseerde mensenwereld los. Het voorkomt, onder meer, dat elk plekje in mijn hoofd wordt volgestouwd met alle onzin waar men mij voor wil interesseren. Ik zoek bewust de omstandigheden op om afstand te houden, goed te kunnen blijven observeren, me niet te laten meesleuren, met als doel op die manier zo authentiek en wijs als mogelijk te kunnen handelen bij de onverwachte gebeurtenissen die op mijn pad komen. Dat geldt vooral voor de onvermijdelijke uitdagingen, bijvoorbeeld de verscheurde jonge ree die ik op mijn pad vond. Hoe ga je daar innerlijk en praktisch mee om? Of hoe ga je om met die manke aangereden eend, die stervende gans, die plotseling opduikende wolf (zie foto), die aso die de boel onveilig maakte, die achtergelaten rotzooi in de natuur of die jonge vrouw die voor de trein wil springen. In die feitelijke situaties je weg vinden, geeft meer waarde aan het leven, dan je druk te maken over wat je door de media aan beelden wordt voorgeschoteld. Je kunt je natuurlijk de hele dag boos of vrolijk maken over, bijvoorbeeld, het beschamende, tenenkrommende, infantiele gedrag van een SG, of over de hypocrisie, het gedraai en stoere gezwam van amorele politieke hufters die onder het mom van behoud van democratie en recht op zelfverdediging de grootste wandaden uitvoeren (óf weigeren af te keuren). En dan heb ik het nog niet eens over het zielige opgewonden wapengekletter, dat vele Europese leiders en hun aanhang, ver van het slagveld, onder het mom van broederschap in extase brengt. Maar waarom zou je je daar ook druk over moeten maken? Dit soort types en hun oorlogsgebral zijn van alle tijden. Elk moment, dat je aan dié mensenwereld besteedt, is verloren tijd, nutteloos, oerdom, zelfs immoreel, want je voedt de tragedie; het maakt de spanning in de wereld alleen maar groter en verdere escalatie onvermijdelijk. Er is rust nodig.
Intellectuelen gaan deze mensenwereld ook niet redden. Het beste is er in het openbaar geen woorden meer aan vuil te maken. Een boek minder, een artikel minder, een column minder, wat zou het?; het schept ruimte, het kalmeert. De tijden zijn veranderd en dat vraagt om een andere aanpak. De wereld heeft behoefte aan ontspanning, aan tijd om te herstellen en niet aan nóg meer goedwillende mensen die zich ermee gaan bemoeien. De storm gaat hoe dan ook komen en die hebben we zelf opgewekt; die is niet meer door gesproken of geschreven woorden te keren. Laten we hopen dat de schade meevalt. Dat is geen fatalisme, maar realisme. De stilte zoeken en terughoudendheid is geen escapisme, geen eerloze overgave, geen onverantwoordelijk gedrag, maar een eerbiedig buigen voor de levende natuur die we zelf met onze levenshouding en hybris tot razernij hebben gebracht. Het niets doen is geen passiviteit, maar een actief ontladen van de spanning die decennia lang door mensen en hun gedrag is opgebouwd. En de traagheid van het nietsdoen schenkt tijd; om te helen, om op pad te gaan en vrij de neus achterna te lopen, ruikend aan de dingen die écht bestaan, de prachtige wereld te (her)ontdekken, je weer mens en thuis te voelen in de wereld en deze te voeden met nieuwe energie. Maar nee, men lijkt dat alles toch liever te willen opofferen voor het grote gelijk en hun ‘interests’. Wat een armoede.
Was dát doorleefde inzicht: ‘het niets doen’, de gelatenheid, dan het uiteindelijke doel van mijn filosofische zoektocht? Was dat de ladder, die ik volgens de Tractatus, stelling 6.54, moet weggooien na deze jarenlang beklommen te hebben? Wat dan ook, duidelijk is, dat het een bevrijding is. En eerlijk gezegd, mijn gedachten voelden zich toch al tijden niet meer welkom in de gepolariseerde conversatie van vandaag de dag. Ik houd mijn opvattingen tegenwoordig dan ook liever bij me en bewaar ze voor vertrouwelingen en andere tijden. De reden is natuurlijk droevig. De taal, drager van kennis en dialoog, ooit het universum van inspiratie en verbinding voor mij, is leeggeroofd, misbruikt, geestelijk uitgeput en levenloos. Het heeft zijn waarheidsgehalte verloren. De huidige cultuur, het onderwijs, de politiek, de overheden, de mainstream media en de vele platforms dragen daar allemaal aan bij. Het gevolg is het ontstaan van zielloze intellectuele discussies die me doen denken aan zwermen hongerige kraaien die over alles heen vliegen, lustig op zoek naar versnaperingen, vuilnisbakken plunderend, zich volvretend aan wat hot is, waarna ze zonder pardon alles volschijten en al weer op weg zijn naar de volgende hotspot. Arme journalistiek. Ergens bij stilstaan met aandacht is er nauwelijks nog bij, een enkeling daargelaten. Men wil veel en steeds méér; men kakelt over God mag weten wat en alles wordt gedeeld, maar niets beklijft. De taaluitingen zijn hol geworden, babbelboxen ontdaan van betekenis. Hun inhoud is ingewisseld voor losse meningen gedrenkt in narratieven, wat ze geen betekenis geeft, maar slecht voltage en schietkracht. Een ideaal instrument voor de huidige politici wellicht, maar geen verblijfplaats meer voor zoekers naar waarheid.
Slechts de taal van dichters resteert, maar die is niet van deze schetterende mensenwereld. Die komt uit een dieper natuurlijk bestaan waar we onbewust in wonen, maar vergeten zijn. De dieren weten dat; je ziet het in hun blik. Het is te hopen, dat wij het ons ook weer gaan herinneren en elkaar in die taalruimte gaan vinden, om op de nog resterende resten van een eens bloeiende Europese cultuur, achter het rumoer, in stilte te bouwen aan een nieuwe tijd.
Het is altijd weer een genot om jouw overpeinzingen te lezen. Helaas bewijst de mensheid keer op keer niet in staat te zijn om te leren van de lessen uit het verleden. Als een stel kuddedieren lopen we achter degene aan met de grootste mond … ook al strooit deze met de meest onzinnige teksten. De politiek is altijd een afspiegeling van de maatschappij of andersom. Als men niet naar je luistert of een andere mening heeft, dan gaat dat vast veranderen als je steeds luider gaat praten of zelfs schreeuwen. We vervallen in tegenstellingen en vergeten te kijken naar de overeenkomsten.
Zo is het Gertjan. Dank.
De trekvogels zijn de weg kwijt,
Verwijtend voortgejaagd naar
Verstilde oorden in het noorden
De tranen in Ultima Thule verwoorden
Doelloos, kansloos, mateloos, broos
Een bestaan zonder grenzeloze horizon
De vogelaar staart zich blind als een kind
Speelt zich onbegrepen in de kijker
Wat is er nog te zien?
De vogels zijn gevlogen
Zoals ik al schreef: “Slechts de taal van dichters resteert, maar die is niet van deze schetterende mensenwereld. Die komt uit een dieper natuurlijk bestaan waar we onbewust in wonen, maar vergeten zijn. De dieren weten dat; je ziet het in hun blik.” Een enkele dichter hoort nog hun verre geween aan de grenzen van de wereld en weet hun beklag te verwoorden. Dank daarvoor.
Een vals-romantisch beeld van het leven van een trekvogel neer te zetten als een ijkpunt voor het leven als mens stelt me teleur. Een mens is geen trekvogel en een trekvogel is geen mens. Een mens maakt elk moment keuzes voor goed of kwaad, om mee te doen of te verzaken. Een trekvogel niet. Die existeert en handelt vanuit zijn instinct. En zo gaat elke vergelijking met het pad van de dieren mank.
Zonder verzet tegen onrecht of zonder wapengeweld tegen terreur hadden vrouwen nog steeds geen kiesrecht, hadden lhbtiq+ geen rechten, was Oekraïne onder de voet gelopen door een terreurstaat, zuchtte Nederlands-Indië nog steeds onder een koloniaal bewind, etc. etc.
Degenen die zich hier tegen verzetten als boos, schreeuwers en onwetenden en je eigen gedachten niet durven te toetsen aan opinies van andersdenkenden scherpt de geest niet. Integendeel het creëert een eigen universum. Ver weg van de zeven deugden en dichtbij de zeven hoofdzonden.
En speciaal voor jou de woorden van dichter Huub Oosterhuis
De wijze woorden en het groot vertoon,de goede sier van goede werken,de ijdelheden op hun pauwentroon,de luchtkastelen van de sterken:al wat hoog staat aangeschrevenzal Gods woord niet overleven;Hij wiens kracht in onze zwakheid woontbeschaamt de ogen van de sterken.
Zijn woord wil deze wereld omgekeerd:dat lachen zullen zij die wenen,dat wonen zal wie hier geen woonplaats heeft,dat dorst en honger zijn verdwenen –de onvruchtbare zal vruchtbaar zijn,die geen vader was, zal vader zijn;mensen zullen andere mensen zijn,de bierkaai wordt een stad van vrede.
Wie denken durft, dat deze droom het houdt,een vlam die kwijnt maar niet zal doven,wie zich aan deze dwaasheid toevertrouwt,al komt de onderste steen boven:die zal kreunen onder zorgen,die zal vechten in ’t verborgen,die zal waken tot de morgen dauwt –die zal zijn ogen niet geloven.