
Er bestaat voor mij geen kunstschilder die in zijn abstracte werk onze wereld in al zijn innerlijke en uiterlijke manifestaties, dynamiek, extremen, contrasten, krachten, gevoelens en emoties beter in louter vorm en kleur heeft weten te verbeelden, dan de Heemsteedse kunstschilder Herman van Tongeren. Hij overleed in maart 2024 op 90 jarige leeftijd, een omvangrijk en rijk oeuvre nalatend (zie galerie). Ik had de eer hem persoonlijk te leren kennen en van nabij te mogen meemaken.
In 2009 schreef ik (nooit gepubliceerd) het volgende over hem:
“Vrijdagmiddag was ik op bezoek bij Herman van Tongeren, een Heemsteedse kunstschilder in wiens atelier (in Haarlem) ik enkele jaren tijdens mijn studietijd op de zolderverdieping heb gewoond (1978 t/m 1980). In die tijd, hij was toen eind dertig, sprak ik hem dagelijks, dronken we vaak samen thee of koffie, luisterden naar muziek (Beethoven, Charles Ives, Strawinsky, Alban Berg, Bartok) terwijl hij schilderde en ik in een oude fauteuil hing. Ik genoot van dit contact, omdat ik interesse kreeg in abstracte kunst (De Kooning, Rothko, Kline) en moderne ‘serieuze’ muziek (Berio, Schönberg) en hij daar veel over wist. Daarbij was het boeiend om hem aan het werk te zien, heel ambachtelijk, geconcentreerd, als een medium bijna.
Dat hij toen al een flinke mopperaar was, deerde mij niet; zijn inborst was goed. Hij kwam op voor rechtvaardigheid, milieu en behoud van kwaliteit, maar deed dat alleen met een felheid en zedenpredikers-mentaliteit die veel mensen afstootte. Bij mij won de gezelligheid en het vertrouwen het van de mindere kanten van zijn persoonlijkheid en we hadden een mooie tijd. Bovendien werd ik geraakt door de authenticiteit en de zeggingskracht van zijn abstracte-expressionistische werk en onvoorstelbare productiviteit. Het grote herenhuis dat hij als atelier gebruikte, was volgeladen met schilderijen. Bovendien was hij – naar mijn idee – succesvol. Hij had al in het Stedelijk Museum in Amsterdam een tentoonstelling gehad en ook in het Gemeente Museum in Den Haag. Jos de Gruyter (directeur van het Groninger Museum en hoofdconservator van het Haags Gemeente Museum) gaf hem een kans. En Harry Holtzman (mede-oprichter van de American Abstract Artist Group, de man die Mondriaan naar Amerika liet overkomen) schreef hem het volgende na een logeerbezoek aan Herman in Nederland: “Especially, I want to tell you that I think you are a tremendously gifted artist and that I hope you will find the respect you deserve”. De verwachtingen waren dus hoog gespannen.
In 1980 verliet ik het atelier en ging ik samenwonen met een vriendin. Herman verdween langzaam uit beeld, maar de herinnering bleef. Door de jaren heen droomde ik soms van de abstracte doeken die ik toentertijd in mijn zolderkamer mocht hangen.
In 2007, 27 jaar later, na een email van mij om hem toch weer te ontmoeten, werd de draad snel opgepakt en nu drinken we weer regelmatig koffie en praten we over de loop der dingen in de wereld. De gezelligheid en het vertrouwen is helemaal terug. In feite is er niet veel veranderd. Hij werkt nog steeds heel hard, gelooft in zichzelf en zit vol plannen. Alleen, de grote publieke doorbraak die hij had gewenst, is niet gekomen. Dat verbittert hem, omdat zijn kunst niet gezien en niet begrepen wordt. Mijn gevoel zegt mij, dat Herman daar voor een deel zelf debet aan is door zijn soms onmogelijke principiële optreden. Tact was nooit zijn sterkste kant. Hij was zelfs in staat een televisieploeg weg te jagen die bij hem thuis bezig was om een documentaire over hem te maken, alleen omdat ze hem vergeleken met een schilder die hij verafschuwde.
Herman is een echte Ram, al 76 jaar. Voor een buitenstaander kenmerkt zijn leven zich door botsingen en confrontaties; ook in zijn kunst is dit zichtbaar en een terugkerend thema. Zijn gepassioneerde ziel lijkt zich soms onbehouwen een weg over de aarde te banen en schurend en struikelend door de mensenwereld te denderen. Ongenuanceerd, ruziënd, mokkend, afkeurend, teleurgesteld, gekwetst en hard geworden. Hij kan zich in zijn oprechte ethische verontwaardiging over alles druk maken: de banken, museumdirecteuren, politici, bedrijven, de massa; het gros deugt niet en rotzooit er maar onverantwoordelijk op los. En dat werkt natuurlijk niet altijd in je voordeel als je mensen wil interesseren voor je werk.
En daar zit hij nu, 76 jaar oud met twee grote huizen afgeladen met prachtige schilderijen, met vele duizenden tekeningen, een rijke correspondentie, nog vol passie en dromen en nog steeds met een grote productiviteit, maar ongezien en onbegrepen. En dat terwijl er geen ruimte meer is om iets op te bergen en zijn vrouw radeloos is, waar het letterlijk naartoe moet.
Ik ben ervan overtuigd, dat Herman een verhaal heeft, als kunstenaar en zeker ook in historisch perspectief. Zijn grootvader was grootmeester in de Vrijmetselarij en zijn vader een begenadigd uitvinder, beiden oorlogsslachtoffer met ingrijpende gevolgen voor het gezin. Dat familiedrama heeft zijn sporen nagelaten en verklaart het een en ander over zijn leven. De praktische uitdaging is dit verhaal op papier te krijgen en een weg te vinden voor het beheer en de ontsluiting van de groeiende collectie, hoe moeilijk dat ook zal zijn.””
Tot zover mijn opstel uit 2009. Na die tijd hebben Herman en ik samen in het kader van ‘bekendheid’ nog drie kunstboeken met foto’s van zijn werk gemaakt en in 2013 had ik nog de eer een tentoonstelling van hem te mogen openen in Gemeentehuis Bloemendaal ‘Achter de Zuilen’. Daarna werd het samenwerken steeds lastiger, omdat hij teveel controle over zijn collectie wilde behouden en wantrouwend stond tegenover alle initiatieven met derden voor ontsluiting van zijn werk. Eind van dat jaar kwam de vriendschappelijke samenwerking na een vastgelopen traject tot een abrupt einde en sindsdien heb ik hem niet meer gezien. Genoeg tijd aan hem besteed, dacht ik toen. En toch maakt elf jaar later het bericht over het overlijden van Herman van Tongeren een diepe indruk.
Ik prijs me gelukkig, dat ik in de loop van de laatste jaren de wanden van mijn appartement met veilingaankopen van meerdere abstracte doeken van hem heb verrijkt, want zijn werk bleef mij lief. En ik ben er zeker van, dat er nog een spannend avontuur voor zijn on-ontdekte kunst in het verschiet ligt nu de verantwoordelijkheid over de collectie bij anderen ligt. Als meer mensen de eigen taal en zeggingskracht van vorm en kleur in zijn werk gaan ervaren, dan zou het mij niet verbazen als Herman van Tongeren toch nog postuum voor zijn bijzondere schilderkunst, in de woorden van Harry Holzman: “het respect krijgt, dat hij verdient.”


